“Ik heb altijd het gevoel gehad er niet bij te horen. Dat begon al op school. Als onsportieve jongen werd ik als laatste gekozen bij de gym. Mijn klasgenoten beschouwden me als minderwaardig. Ze negeerden me en maakten me belachelijk, bijvoorbeeld met mijn – niet zo hippe – hobby orgelspelen.
Om me heen zag ik allerlei vriendengroepen ontstaan. Ik wilde dat ook, maar begreep er weinig van. Hoe kom je in zo’n groep? Hoe pak je dat aan? Dat gebeurt natuurlijk spontaan, maar dat wist ik niet. Niemand die het je vertelt.
Gelukkig kon ik goed leren. Na mijn HBO Sociaal Werk werkte ik met jongeren. Dat vond ik erg leuk. Ik kwam in aanraking met jongeren die net zo waren als ik. Ze vielen buiten de maatschappij en wisten niet hoe ze dat moesten oplossen. Ik begreep ze.”
Ik was bang voor het sollicitatiegesprek. Ik had er al zóveel gevoerd, en altijd was ik weer ‘te eerlijk’.”
Toch werd mijn contract niet verlengd. Mijn collega’s vonden me bot en onsympathiek. Dat maakte me zo kwaad! Na mijn diagnose – die ik kreeg op mijn 37ste – leerde ik van mijn psycholoog meer over autisme. Dat ik daardoor weinig zicht heb op sociale omgangsvormen en dat ik intuïtief niet weet hoe ik me moet gedragen. Maar ook dat ik nou eenmaal zo in elkaar zit, en dat ik en mijn omgeving daarmee om moesten leren omgaan.”
Bij AutiTalent zag ik de vacature voor camerabeeldspecialist bij de Politie. Ik was bang voor het sollicitatiegesprek. Ik had er al zóveel gevoerd, en altijd was ik weer ‘te eerlijk’. Bovendien gingen veel gesprekken over hobby’s en dromen, maar daarvoor zit ik daar toch niet? Ik kan en wil geen verkooppraatje houden over mezelf. Wél wil ik inhoudelijk toelichten waarom ik geschikt ben.
Waarom ik toch ben aangenomen is in één woord te vatten: Ingrid. Als relatiemanager bereidde ze mij én de Politie goed voor op het sollicitatiegesprek. Op basis van mijn talenten ben ik aangenomen. Niet vanuit een filantropische gedachte, niet vanuit medelijden, maar juist vanwege mijn andere manier van zien en denken.”
En mooier nog: dit jaar is mijn vierde jaar. Met hulp van Ingrid werd autisme bespreekbaar. Op werk houden we van beide kanten rekening met elkaar. Soms kost het me bijvoorbeeld teveel energie om sociaal wenselijk gedrag te vertonen. Ik heb mijn collega’s uitgelegd dat ik nou eenmaal zo in elkaar zit. Niet omdat ik dat wíl, maar omdat ik niet anders kán.
Ik dacht vroeger dat mijn eerlijkheid altijd een probleem zou blijven, maar dat valt erg mee. Mijn tip aan iedereen die een collega met autisme heeft: je hoeft niet alles goed te keuren wat een autist doet, je mag kritiek hebben. Maar neem hem wel zoals hij is. Want de hele dag een masker op doen is voor niemand goed.”